Home

Inleiding

De financiële ijkpunten geven aan hoe financieel gezond onze gemeente is. Daarbij maken we onderscheid tussen de ijkpunten waar we een norm aan verbonden hebben en waar we hard op sturen (het (structurele) begrotingssaldo en de weerstandsratio) en de overige ijkpunten, die weliswaar genormeerd zijn, maar die vooral van belang zijn om de trend over een reeks van jaren te volgen en ook in samenhang met elkaar te bezien. Voorbeelden daarvan zijn onder andere de schuldquote en de solvabiliteitsratio. Het is niet erg wanneer die niet aan de normen voldoen, als de andere financiële indicatoren maar goed zijn. Daarnaast zijn er ook financiële ijkpunten waar geen norm aan verbonden is, zoals o.a. de onbenutte belastingcapaciteit. Voor alle financiële ijkpunten geldt dat het goed is om de ontwikkeling in de loop van de tijd én in samenhang met elkaar te bezien.

De jaarrekening sluit met een overschot van € 31 miljoen. Dat is meer dan we bij de begroting en de zomerrapportage (nadeel € 6,4 miljoen) verwacht hadden. Voor een verklaring van dit saldo verwijzen we u naar het onderdeel 'Financieel resultaat 2023'  in het onderdeel 'Jaarrekening'. Corrigerend voor incidentele posten is er in 2023 sprake van een positief structureel saldo van 3,8%. De reden van deze stijging ten opzichte van de begroting, is onder andere dat we in het loop van het jaar veel geld via het gemeentefonds hebben ontvangen voor taken die we uit moeten voeren voor het Rijk. Geld in het gemeentefonds wordt door de wetgever altijd als 'structureel' betiteld, vandaar dat het structurele saldo bij de jaarrekening beduidend hoger ligt dan we bij de begroting ingeschat hebben. Ook is het gros van de overige meevallers in de jaarrekening incidenteel, waardoor het structurele saldo relatief hoog uit komt. De weerstandsratio komt uit op 2,4 en valt daarmee boven de bandbreedte die uw Raad heeft meegegeven. Dit heeft twee oorzaken. Enerzijds is de saldireserve hoger dan geraamd bij de begroting 2023. Dat zorgt voor een hogere beschikbare weerstandsratio. Anderzijds is ons risicoprofiel vergeleken met de begroting 2023 gedaald. Samen leidt dit tot een hogere weerstandsratio.

De schuldquote is lager dan geraamd bij de begroting. Dit komt omdat in de begrote financieringsbehoefte al deels rekening was gehouden met het besteden van de aangetrokken langlopende geldlening. In de praktijk bleek deze lening ook in 2023 niet nodig te zijn en staat dit bedrag van € 100 miljoen bij 's Rijks schatkist. Samen met de reguliere aflossingen op onze geldleningen zorgt dat voor een lage netto (gecorrigeerde) schuldquote. Deze nieuwe geldlening heeft wel een negatieve impact op onze solvabiliteit. Het vreemde vermogen neemt hierdoor immers met € 100 miljoen toe. Het eigen vermogen (onze reserves) is harder gestegen dan verwacht bij de begroting 2023. Per saldo stijgt nu de solvabiliteitsratio. Die ligt nu boven de norm van 20%, wat financieel gunstig is en ook goed voor onze financiële wendbaarheid en weerbaarheid.  

Vanwege de langlopende geldlening waarover we slechts 0,7% rente betalen, is ook de netto-rentequote lager dan geraamd. Vanwege achterblijvende investeringen, geldt dat ook voor de afschrijvingslasten.

De onbenutte belastingcapaciteit is afgenomen, omdat enerzijds onze WOZ-waardes lager zijn gebleken dan geraamd bij de begroting 2023; anderzijds was bij het opstellen van de begroting het artikel-12 tarief voor de OZB niet bekend; daarbij lopen we eigenlijk altijd een jaar achter. Bij de jaarrekening is dat tarief wel bekend en ligt doorgaans lager. Die twee elementen samen zorgen er voor dat de onbenutte belastingcapaciteit nu lager is dan geraamd bij de begroting 2023. Dat onze belastingcapaciteit is gedaald ten opzichte van de begroting is ook goed te verklaren: bij het opstellen van de begroting hebben we alleen onze eigen Amersfoortse gegevens met betrekking tot de stijging van de woonlasten; op basis van alle begrotingen van de gemeenten wordt vervolgens het landelijk gemiddelde bepaald. Nu, bij de jaarrekening 2023, blijkt dat ook de landelijk gemiddelde woonlasten zijn gestegen, wat betekent dat naar verhouding tot de rest van de Nederlandse gemeenten, onze woonlasten in 2023 minder gestegen zijn. Een daling van onze onbenutte belastingcapaciteit heeft een negatieve impact op onze wendbaarheid.
De overige financiële ijkpunten bewegen zich rond het niveau van de begroting 2023 of jaarrekening 2022. Het 
EMU -saldo laat echter een grote sprong zien van € 108 miljoen negatief naar € 9 miljoen positief. Ons College stuurt op een sluitende begroting in termen van baten en lasten en niet op een sluitende begroting op kasbasis, waar het EMU -saldo op ziet. Vandaar dat dit EMU -saldo in de jaarrekening vaak afwijkt van het geraamde EMU -saldo uit de begroting. De oorzaak van deze behoorlijke verandering zit onder andere in de uitstel van investeringen, waardoor de aangetrokken langlopende lening niet direct nodig blijkt te zijn.

Per saldo kunnen we concluderen dat onze financiële positie ten opzichte van de begroting 2023 overwegend verbeterd is: zowel het (structurele) begrotingssaldo, de weerstandsratio en de solvabiliteitsratio zijn gestegen, terwijl de netto schuldquote gedaald is. We staan er financieel dus relatief goed voor. Dit is echter wel een momentopname van eind 2023. De komende jaren zijn financieel onzeker. Er is immers door het kabinet nog steeds geen passende oplossing aangereikt voor het financiële ravijn waar alle gemeenten vanaf 2026 structureel mee te maken gaan krijgen. Zolang dat financiële ravijn niet opgelost is, blijft de financiële toekomst ongewis.

Tabel: JP.01 IJkpunten

IJkpunten

Eenheid

Werkelijk 2022

Begroting 2023 primitief

Werkelijk 2023

Norm /
Signaal-waarde

Stabiliteit

1.

Ontwikkeling van saldo van baten en lasten

€ mln.

26,7

-12,4

31,0

> = 0

2.

Structureel exploitatiesaldo

%

4,3%

0,0%

3,8%

0 - 1%

3.

Saldo van baten en lasten
(realisatie versus begroting)

€ mln.

21,6

n.v.t.

24,1

n.v.t*

Weerbaarheid

4.

Weerstandsvermogen

ratio

2,2

1,7

2,4

1,2 - 1,5

5.

Netto-schuldquote

%

33,6%

71,3%

31,6%

100%

5b.

Gecorrigeerde netto-schuldquote

%

28,2%

66.2%

26,1%

n.v.t.

6.

Solvabiliteit

%

28,5%

21,6%

29,0%

20%

Flexibiliteit

7.

Netto-rentequote

%

1,2%

1,1%

0,4%

n.v.t.

8.

Afschrijvingslasten

%

2,7%

3,7%

2,8%

n.v.t.

9.

Belastingcapaciteit

%

95,9%

101,4%

96,7%

n.v.t.

10.

Onbenutte belastingcapaciteit

€ mln.

4,9

11,5

3,8

n.v.t.

Overige

11.

EMU-saldo

€ mln.

44,5

-108,2

9,0

n.v.t.

verplichte

12.

Grondexploitatie

%

3,8%

6,8%

5,8%

n.v.t.

indicatoren

13.

Kasgeldlimiet

€ mln.

49,5

52,1

52,1

n.v.t.

14.

Renterisiconorm

€ mln.

116,5

122,6

122,6

n.v.t.

15.

Overhead

%

7,1%

8,3%

7,5%

n.v.t.

* De Raad heeft hier geen expliciete norm of signaalwaarde aan gekoppeld; dit geldt ook voor de andere n.v.t.‘s.

Deze pagina is gebouwd op 04/17/2024 09:43:54 met de export van 04/17/2024 09:35:58